Toedieningsvorm
Neusspray 50/100/200/400 mcg/dosis
Opmerkingen
Voor bepaalde bijwerkingen treedt gewenning op; zo kunnen misselijkheid en sufheid verminderen of verdwijnen na enkele dagen tot weken.
Dosering
Pijn:
Zie richtlijn aanbevelingen
Neusspray 50/100/200/400 mcg/dosis
Voor bepaalde bijwerkingen treedt gewenning op; zo kunnen misselijkheid en sufheid verminderen of verdwijnen na enkele dagen tot weken.
Pijn:
Zie richtlijn aanbevelingen
Plasma concentratie daalt door rifampicine. Plasma concentratie stijgt door ritonavir, lopinavir. Naloxon/naltrexon: tegengestelde werking. Onttrekkingsverschijnselen icm partiele opioidagonisten. Groter risico op seretonerge toxiciteit bij ook gebruik van SSRI’s, fenelzine, tranylcypromine.
> 10%: sufheid, verwardheid, obstipatie, misselijkheid, braken, ademhalingsdepressie, myoklonieen, epileptische insulten, urineretentie 1-10%: euforie, dysforie, miosis, hypothermie, hoestdemping en bij hogere doses verminderde geestelijke en motorische activiteit, verminderde maagmotiliteit en maaglediging, verminderde secretie vanuit de gal, darm en pancreas, verhoogde tonus in de dunne darm en het colon (soms leidend tot spasme en galkoliek), perifere vasodilatatie, verlaagde perifere weerstand, verlaagde baroreceptorreflex, jeuk, urticaria, blozen, zweten. Na epidurale en intrathecale toediening is het risico op bijwerkingen kleiner