Toedieningsvorm
Injectievloeistof 0,5 mg/ml
Opmerkingen
Geschikt voor orale toediening
Dosering
Hartfalen:
gebruikelijk: 0,5 – 4 mg s.c./i.v.
frequentie: 3-4x
dosis/gift: 0,5 – 1 mg
max./dag: 10 mg
Injectievloeistof 0,5 mg/ml
Geschikt voor orale toediening
Hartfalen:
gebruikelijk: 0,5 – 4 mg s.c./i.v.
frequentie: 3-4x
dosis/gift: 0,5 – 1 mg
max./dag: 10 mg
Groter risico op nefrotoxiciteit bij ook gebruik van cisplatine. Bij toevoeging van een RAAS-remmer kan de bloeddruk plotseling dalen. Groter risico op ritmestoornis bij ook gebruik van ketanserine. Groter risico op verlengd hypokaliemie bij ook gebruik van acetazolamide. Verlaagd effect icm NSAID. Groter risico op huponatriemie bij ook gebruik van carbamazepine of oxcarbazepine. Verhoogt de lithiumspiegel.
1-10%: elektrolytenstoornissen, duizeligheid, (orthostatische) hypotensie, lethargie, somnolentie, hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, spierspasmen, (spier)pijn, mictiestoornis, vermoeidheid 0,1-1: beenmergfalen, pancytopenie, trombocytopenie, leukopenie, anemie, dehydratie, diabetes mellitus, hyperglykemie, hypoglykemie, hyperurikemie, jicht, syncope, gehoorstoornis, pijn op de borst, dyspneu, hoesten, braken, diarree, obstipatie, flatulentie, dorst, droge mond. Huiduitslag, dermatitis, eczeem, urticaria, jeuk, fotosensibilisatie, gestoorde nierfunctie, perifeer oedeem