Injectie 10/20 mg/ml

Toedieningsvorm

Injectie 10/20 mg/ml

Opmerkingen

Voor bepaalde bijwerkingen treedt gewenning op; zo kunnen misselijkheid en sufheid verminderen of verdwijnen na enkele dagen tot weken.

Dosering

Dyspneu:
gebruikelijk: 10 mg s.c.
frequentie: 4-6x
dosis/gift 2,5 mg
max./dag 15 mg
of
gebruikelijk 10 mg
frequentie: continue infusie
dosis/gift: gehele dagdosis
max./dag 15 mg

Hoest:
gebruikelijk: 15 mg s.c.
frequentie: 4-6x
dosis/gift: 2,5 -5 mg
max/dag: 30 mg

Pijn:
Zien aanbevelingen richtlijn

Interacties

Plasma concentratie daalt door ritonavir, lopinavir. Naloxon/naltrexon:tegengestelde werking. Onttrekkingsverschijnselen bij ook gebruik van partiele opioidagonisten.

Bijwerkingen

>10%: sufheid, verwardheid, obstipatie, misselijkheid, braken, ademhalingsdepressie, myoklonieen, epileptische insulten, urineretentie 1-10%: euforie, dysforie, miosis, hypothermie, hoestdemping en bij hogere doses verminderde geestelijke en motorische activiteit, verminderde maagmotiliteit en maaglediging, verminderde secretie vanuit de gal, darm en pancreas, verhoogde tonus in de dunne darm en het colon (soms leidend tot spasme en galkoliek), perifere vasodilatatie, verlaagde perifere weerstand, verlaagde baroreceptorreflex, jeuk, urticaria, blozen, zweten. Na epidurale en intrathecale toediening is het risico op bijwerkingen kleiner